De burcht van Veurne was een vluchtbrug die hier tegen de Noormannen was aangelegd. Deze vluchtbrug was door kruisende straten verdeeld en voorzien van poorten van waaruit wegen vertrokken in de vier windrichtingen. De oostelijke en de zuidelijke invalswegen bepaalden de uitbouw van de eigenlijke stad in de loop van de 11° en 12° eeuw.
De oostelijke uitvalsweg die we gemakshalve de Oude Ooststraat noemen, was in die vroegere periode belangrijk. De straat viel immers niet samen met de huidige Ooststraat. Deze Oude Ooststraat vormde de centrale as, waarlangs de eerste huizen van de stad verrezen. Hoe en wanneer de Ooststraat aan belang verloor is niet duidelijk.
In de voorspoedige 13° eeuw waarin de stad Veurne tot een belangrijk administratief en economisch centrum uitgroeide, werd het stadssweefsel grondig gewijzigd. De Grote Markt won aan belang. De grote as in de stad verlengde zich op de noordzuid lopende straten, vermoedelijk werd toen de huidige Ooststraat aangelegd.
De Oude Ooststraat verschrompelde geleidelijk tot een steeds smaller wordend straatje dat als brandweg dienst bleef doen. Ook de bijhorende wijk verviel geleidelijk.
De 16° en 17° eeuw wijzigden het stadsbeeld grondig. De huizenrijen werden gedicht door een tekort aan bouwgrond en de steegjes verdwenen uit het stadsbeeld. Ook de Oude Ooststraat, die in die tijd een poëtische naam van Engelenstraatje droeg, was dit lot beschoren.
De toenmalige eigenaar van ons pand, Jan Van de Torre, verkreeg in 1621 van zijn bestuur de toelating om het straatje te verbouwen en met een poortje af te sluiten. Voorwaarde was wel dat het steegje voor de brandweer toegankelijk bleef om in "tijden van noode ofte brande aldezer met leeren ofte water te passeren". Vandaar dat het nog net de breedte heeft van een man die twee emmers water draagt. De spuitgasten kregen een sleutel ter beschikking.
Pas halfweg de 19° eeuw verdween de brandweg voorgoed toen ene Joseph De Busschere de ruimte van het straatje in zijn woning opnam. Van de Oude Ooststraat bleven zo namelijk weinig resten over. Enkel een aandachtelijke waarnemer kon in de perceellijnen nog de sporen zien. Bij de restauratie van onze brasserie kwam bij wonder het straatje te voorschijn. Het werd in zijn geheel geïntegreerd als een unieke getuige van wat de hoofdstraat van het ontluikende Veurne was.